Locatie_OostzeeIn de zomer van 1997 vertrok De Wandelgek voor een reis rondom de Oostzee (een deel daarvan). Hij trok daarbij door Finland, Rusland Estland en Zweden. De reis begon via een treinreis naar Helsinggör in Denemarken, dan een veerbootreis naar Helsingborg in Zweden, verder per trein naar Stockholm, van daaruit per veerboot door de scherenkust en over de Oostzee en de Finse Golf naar Helsinki. In Helsinki bleef hij enkele dagen om daarna per trein verder te trekken naar Sint Petersburg. Ook daar bleef hij enkele dagen overnachten bij een Russische familie. Daarna weer terug gereisd per trein naar Helsinki en per snelle boot naar Talinn overgestoken aan de andere kant van de Finse Golf. Daar een dag en nacht vertoefd en toen terug per boot naar Helsinki.Ook in Helsinki werden nog wat dagen doorgebracht. Daarna per veerboot een tocht gemaakt door de Finse Golf en daarna noordwaarts de Botnische Golf in door de Finse scheren archipels, om uiteindelijk te stoppen in Mariahamn op het eiland Aland, het grotste eiland van de Finse, doch door Zweden bevolkte Aland archipel. Na hier enkele dagen te hebben verbleven trok hij verder per veerboot naar Stockholm en bezocht deze stad voor de tweede keer (in 1993 was De Wandelgek ook al eens in Stockholm geweest). Na een paar dagen in deze stad te hebben doorgebracht ging de reis per bus verder naar Nynäshamn, van waar een veerboot naar Visby op het eiland Gotland vertrok. Op Gotland werden de laatste reisdagen doorgebracht en daarna ging de reis terug per veerboot naar Nynäshamn en vandaar uit per bus naar het station van Linköping. Per trein en veerboot werd teruggereisd naar Nederland.

De Oostzee of Baltische Zee is een randzee van de Atlantische Oceaan die ruwweg tussen Zweden, Finland, Polen, Duitsland, Denemarken en de Baltische staten ligt. In het noorden en oosten bevinden zich als uitlopers de Botnische Golf, de Finse Golf en de Golf van Riga.

Ontstaan

Serie Fase Tijd geleden (jaar)
Holoceen Oostzee 5000 – 0
Littorinazee 8500 – 5000
Ancylusmeer 10.700 – 8500
Yoldiazee 11.600 – 10.700
Pleistoceen Baltisch IJsmeer 15.000 – 11.600
Ouderdom fases gebaseerd op Björck 2008

De Oostzee ontstond in stappen nadat de Scandinavische ijskap zich aan het eind van het Weichselien terugtrok, eerst in de vorm van een zoetwatermeer, het Baltische IJsmeer. Na het eind van het Jonge Dryas vormde zich in Midden-Zweden op de lijn Göteborg-Stockholm een zeestraat, waardoor het ijsmeer zout werd en de Yoldiazee ontstond. Door postglaciale opheffing sloot de zeestraat zich na verloop van tijd weer en werd het opnieuw een geïsoleerd zoetwatermeer, dit keer Ancylusmeer geheten. Door het stijgen van het globale eustatische zeeniveau , kwamen de zeestraten in Denemarken, de Grote Belt en de Sont weer onder water te staan. Hierdoor ontstond geleidelijk aan de Littorinazee, die de directe voorloper was van de huidige Oostzee.

De zee bestaat pas sinds het 6e millennium v.Chr. Qua vorm doet de Oostzee sterk denken aan een hoofdrivier met zijrivieren (Finse Golf en Botnische Golf). Uit geologisch onderzoek is inderdaad gebleken dat in het Pleistoceen hier een rivier moet hebben gelegen: de Eridanos. Door morfologische processen als gevolg van IJstijden is het landschap van de Oostzee en de omringende landmassa’s echter sterk afgevlakt.

Kenmerken

De gemiddelde diepte van de Oostzee ligt tussen de 70 en 100 meter, en het diepste punt op 459 meter onder de zeespiegel. De waterinhoud is zo’n 22.000 km3.

De Oostzee is brakker dan de Noordzee ten gevolge van de grote aanvoer van rivierwater en de geringe verdamping. Ongeveer 250 rivieren monden uit in de Oostzee en deze brengen zo’n 470 km3 zoet water in. Per jaar stroomt zo’n 1.600 km3 water uit de Oostzee via de de straten tussen Denemarken en Zweden naar de Atlantische Oceaan. Een tegenstroom van zouter en zwaarder water brengt ongeveer driekwart hiervan terug anders had de Oostzee allang zoet water gehad. Nabij de Belten wisselt het zoutgehalte van het oppervlaktewater, afhankelijk van de wind, tussen 10‰ en 22‰, in de uiteinden van de Botnische en de Finse Golf daalt het tot minder dan 3‰; op grotere diepte in de bekkens kan het zoutgehalte echter aanzienlijk hoger zijn. ‘s Winters daalt de oppervlaktetemperatuur op vele plaatsen tot beneden het vriespunt en treedt vooral langs de kusten en in het noorden en oosten veel ijsvorming op.

Het waterniveau in de Baltische Zee varieert met de luchtdruk. In het algemeen leidt een daling van de luchtdruk met 1 hectoPascal (hPa) tot een stijging van het waterniveau met 1 centimeter. Het gemiddeld niveau van de zeespiegel is 0 centimeter bij een gemiddelde luchtdruk van 1013 hPa. In de regio varieert de luchtdruk tussen de 950 en 1050 hPa gedurende het jaar, waardoor het waterniveau tussen 63 centimeter hoger en 37 centimeter lager kan komen te liggen. De zeespiegel kan binnen de regio ook sterk variëren, een lagedrukgebied in de Botnische Golf gecombineerd met een hogedrukgebied in het zuiden van de Baltische Zee kan tot een hoogteverschil leiden van maximaal 2 meter. Gedurende een jaar is de zeespiegel hoog in de herfst en winter wanneer lagedrukgebieden frequent voorkomen en de westenwind krachtig is. In de lente en zomer is de wind zwakker en de luchtdruk veelal hoger.

De Oostzee heeft een gering getijverschil: tot enkele decimeters hoogteverschil bij de Sont tot ongeveer 10 centimeter verder naar het oosten. In de zomer kan het waterpeil hoger staan als het smeltwater de zee bereikt. Een aanhoudende wind uit het westen kan het waterpeil doen stijgen in de Finse Golf met overstromingen tot gevolg. Sint Petersburg leed onder grote overstromingen in 1824 en september 1924. In 1924 werd het waterpeil van de Neva zo met bijna 4 meter opgestuwd en grote delen van de stad kwamen onder water te staan. Om de stad hiertegen te beschermen is de Sint-Petersburgdam aangelegd.

De enkele grote en vele kleine meren die in Rusland tussen Sint-Petersburg en Belomorsk liggen, maken via enkele rivieren en een groot aantal kanalen een alternatieve waterweg tussen de Oostzee en de Barentszzee.