Deense Vlag

Denemarken, officieel het Koninkrijk Denemarken, is een land in Scandinavië, in het noorden van Europa. Het is het meest zuidelijk gelegen land van de Noordse landen en ligt ten zuiden van Noorwegen en ten zuidwesten van Zweden, waarmee het door een brug verbonden is. Ten zuiden van de enige landgrens die het land rijk is, ligt Duitsland. Het land grenst daarnaast aan de Oostzee en Noordzee. De hoofdstad van Denemarken is Kopenhagen (Deens: København).

Denemarken heeft een totale oppervlakte van 43.094 km², iets groter dan Nederland en bijna anderhalf keer zo groot als België, en bestaat hoofdzakelijk uit een groot deel van het schiereiland Jutland en de drie grote eilanden Funen, Seeland, en Lolland, die samen met tal van kleinere eilanden de Deense archipel vormen. Van de 5.543.453 (2012) inwoners leeft het grootste deel in stedelijke gebieden. De bevolkingsdichtheid bedraagt 128,6/km² (2012).

Denemarken is een parlementaire constitutionele monarchie; het staatshoofd is Margaretha II. Groenland behoort tot het Deense koninkrijk, evenals de Faeröer. Het land heeft twee volksliederen: een burgerlijk volkslied (Der er et yndigt land) en een koninklijk volkslied (Kong Kristian). Denemarken is lid van de Europese Unie, maar niet van de eurozone; de munteenheid is de Deense kroon. Het land is ook lid van onder andere de VN, de NAVO, de OESO en de WTO.

Geschiedenis

Denemarken werd in het tijdperk van de Vikingen in de 10e eeuw verenigd door koning Harald Blauwtand († 985), die de mensen tot het christendom bekeerde. Denemarken bestuurde kort Engeland in de 11e eeuw.

Denemarken was van de 9e eeuw tot de 11e eeuw (de periode van de Vikingen) een grootmacht, met Jutland, Seeland, en het zuidelijke deel van het huidige Zweden als basis. In het begin van de 11e eeuw was koning Knoet I gedurende 19 jaar koning van Denemarken en van Engeland, en daarnaast korte tijd koning van Noorwegen.

Middeleeuwen

De Vikingen hadden het land in contact gebracht met het christendom. Koning Knoet de Grote begunstigde de geestelijkheid. De kerk werd weldra een machtsfactor naast de koning. Aan het einde van de 13e eeuw was de koning in een zwakke positie. Koning Erik V werd door de adel gedwongen tot ondertekening van de zogeheten håndfæstning (handvest)(1281), die kan worden gezien als de eerste grondwet van Denemarken. De strijd tussen koning en adel werd in de 14e eeuw voortgezet, waarbij Christoffer II in 1320 opnieuw grote concessies aan adel en geestelijkheid moest doen. De verzwakking van het koningschap leidde uiteindelijk tot een diepe politiek-militaire crisis, waarbij de Duitse graaf Gerard III van Holstein erin slaagde het Deense hertogdom Sleeswijk onder zijn gezag te brengen.

Unie van Kalmar - 1500

Unie van Kalmar – 1500

Koningin Margaretha I bracht de Unie van Kalmar tot stand (1397), waardoor Denemarken, Noorwegen, Zweden, Finland, de Faeröer, IJsland, en Groenland onder het Deense koningshuis verenigd werden.

De unie met Zweden duurde tot 1523 en de unie met Noorwegen tot 1814. Het stadje Ribe werd reeds in 710 gesticht en is daarmee het oudste stadje van heel Scandinavië.

Nieuwe tijd

Zweden en Finland verlieten de unie in 1520 na een felle opstand tegen het tirannieke bewind van de Deense koning Christiaan II, welke opstand geleid werd door de Zweedse edelman Gustaaf Vasa. Noorwegen verliet de unie echter pas in 1814, toen het als gevolg van het bondgenootschap dat de Denen met Napoleon hadden gehad, aan Zweden werd overgedragen. IJsland kreeg een personele unie met de Deense koning in 1918. Het land werd pas in 1944 geheel onafhankelijk.

De Reformatie werd in 1536 in Denemarken ingevoerd; het land werd luthers.

Daniae Regni Typum-Janssonius J. 1630

Daniae Regni Typum-Janssonius J. 1630

In de 17e eeuw hebben Denemarken en Zweden herhaaldelijk oorlog met elkaar gevoerd over de suprematie in Noord-Europa. In de oorlog van 1655-1658 verloor Denemarken het zgn. Skåneland (Skåne, Halland en Blekinge, vanouds Deense gebieden waar Deens werd gesproken), aan Zweden. Pogingen van Deense zijde om dit gebied te heroveren, liepen op niets uit.

Naar een constitutionele monarchie

De Deense liberale beweging werd erg actief in de jaren 1830 en tijdens de regering van Frederik VII werd Denemarken in 1849 een constitutionele monarchie.

Pogingen om het deels Deense, deels Duitstalige Sleeswijk nauwer met Denemarken te verenigen, leidden in 1849 tot een opstand van de Duitse bevolkingsgroep in Sleeswijk Holstein, die – na aanvankelijke successen – door het Deense leger werd onderdrukt.

In 1864 verloor Denemarken een oorlog tegen Oostenrijk en Pruisen, die namens de Duitse Bond Denemarken aanvielen wegens de vermeende onderdrukking van de Duitse bevolkingsgroep in Sleeswijk-Holstein, een gebied dat door de Deense koning werd bestuurd. Als gevolg van deze oorlog moest Denemarken heel Sleeswijk-Holstein afstaan aan de Duitsers, inclusief het grotendeels Deenstalige noorden van Sleeswijk, dat pas in 1919 weer aan Denemarken zou worden teruggegeven.

Gouden eeuw

De eerste helft van de 19e eeuw wordt beschouwd als de Deense “Gouden eeuw”. De beeldhouwer Bertel Thorvaldsen, de sprookjesschrijver Hans Christian Andersen en de theoloog en filosoof Søren Kierkegaard verwierven Europese roem.

Conflict met Pruisen

In 1864 raakte Denemarken in oorlog met Pruisen en Oostenrijk, en ondanks hevig verzet onder aanvoering van de vrouw van de koning, Gravin Danner, werd Denemarken gedwongen Sleeswijk-Holstein aan Pruisen over te dragen en om voortaan strikt neutraal te blijven (Vrede van Wenen).

20e eeuw

Aan het einde van de 19e eeuw voerde Denemarken verstrekkende sociale hervormingen door, die de grondslag hebben gelegd voor de huidige welvaartsstaat. In de Eerste Wereldoorlog bleef Denemarken neutraal.

Ook in de Tweede Wereldoorlog (onder koning Christiaan X) trachtte Denemarken neutraal te blijven. Het sloot een niet-aanvalsverdrag met nazi-Duitsland, maar het Duitse leger viel toch binnen (Operatie Weserübung) op 9 april 1940. Het doel van Hitler was om door te stoten naar Noorwegen en dat pad liep over Denemarken. Er waren kleine gevechten in Noord-Sleeswijk en enkele vliegvelden werden gebombardeerd. De Deense regering capituleerde nog dezelfde dag.

Van 1940 tot 1945 werd Denemarken bezet door nazi-Duitsland. IJsland, dat nog tot Denemarken behoorde, werd tijdens deze bezetting, om precies te zijn op 17 juni 1944, onafhankelijk.

Denemarken bleef bezet tot 5 mei 1945. Deze bezetting was uniek doordat de omstandigheden tijdens de bezetting in het begin erg mild waren (de communistische partij werd wel buiten de wet gesteld toen Duitsland de Sovjet-Unie binnenviel). De nieuwe coalitieregering probeerde de bevolking te behoeden voor nazi-overheersing door compromissen te sluiten. Het Folketing bleef in functie, de politie bleef onder Deense controle en de autoriteiten van nazi-Duitsland kwamen niet in direct contact met de bevolking. Later werden de Duitse eisen echter meer en meer onaanvaardbaar voor de Deense regering en ze nam daardoor ontslag in 1943 en nazi-Duitsland nam de volledige controle over. Daarna ontstond een gewapende verzetsbeweging tegen de bezettingstroepen. Tegen het einde van de oorlog werd Denemarken steeds moeilijker te controleren, maar het land werd pas bevrijd toen de geallieerden kwamen, op 5 mei 1945.

Opmerkelijk was ook de verhuizing van de meeste Deense Joden naar Zweden in 1943 toen de Duitsers dreigden met deportatie.

Denemarken was in 1949 één van de stichtende leden van de NAVO. Het werd ook lid van de Verenigde Naties en de Europese Unie.

Denemarken maakt sinds 1973 deel uit van de Europese Unie.

Denemarken en Engeland

De Denen speelden ook een aanzienlijke rol in de geschiedenis van Engeland. De Jutten trokken samen met de Angelen en Saksen vanaf de 5e eeuw dat land binnen. De Jutten (uit het huidige Jutland) vestigden zich in het zuiden, voornamelijk in Kent. Een periode uit de Angelsaksische tijd staat ook bekend als de Danelaw, waarin Deense koningen de overhand hadden.

William Shakespeare wijdde een van zijn bekendste stukken aan Hamlet, Prince of Denmark.

Geografie

Fysieke kenmerken

Satelietfoto van Denemarken...

Satelietfoto van Denemarken…

Denemarken is het zuidelijkste Scandinavische land. Denemarken omvat het grootste deel van het schiereiland Jutland en ongeveer 405 eilanden, waarvan Seeland, Funen, Lolland, Falster, Langeland, Als, Møn, Bornholm en Amager de belangrijkste zijn. Als deel van de Europese Vlakte bestaat het land bijna volledig uit laagland. Meer dan 65% is gecultiveerd.

Het grootste deel van Denemarken wordt gevormd door het schiereiland Jutland (Jylland). De hoofdstad ligt op het grootste van de Deense eilanden, Seeland (Sjælland), dat door een smalle zeestraat, de Sont, van Zweden gescheiden is. Kopenhagen is met het Zweedse Malmö verbonden met de Sontbrug en -tunnel. Ook de eilanden Funen (Fyn) (per brug, spoorbrug en tunnel verbonden met Jutland en Seeland), Lolland, Falster, Langeland en het in de Oostzee gelegen Bornholm behoren tot Denemarken. De toekomstige, 18,6 kilometer lange, Fehmarnbeltbrug tussen Rødby op Lolland en Puttgarden in Duitsland zal naar verwachting in 2017 klaar zijn.

De enige landgrens van het land is de grens met Duitsland in het zuiden. Deze landgrens heeft een lengte van 67 km. Ten westen ligt de Noordzee, ten noorden het Skagerrak en ten oosten liggen het Kattegat en de Oostzee. Het verst verwijderd van de kust is men in het midden van Jutland, op 52 km afstand.

De kustlijn van Denemarken, exclusief Faeröer en Groenland, heeft een totale lengte van 7314 km. De langste rivier is de 158 km lange Gudenåen in Jutland. Het hoogste punt is Møllehøj bij Skanderborg, dat 170,86 meter boven zeeniveau ligt.

Klimaat

Denemarken heeft een gematigd zeeklimaat. De wind uit de Noord-Atlantische Oceaan (een warme oceaanstroom) verzekert gewoonlijk een vrij mild klimaat, maar soms raakt de Oostzee met ijs bedekt waardoor warmere wateren worden afgesneden en de winter streng is.

In februari schommelt de temperatuur rond de 0 °C. Gemiddeld valt er 600 mm neerslag per jaar. De droogste periode is tussen eind april en begin juni. Als de wind ‘s winters uit het oosten waait, kan het zeer koud worden. De laagste temperatuur ooit gemeten was -31 °C. ‘s Zomers kan de temperatuur door diezelfde oostenwind oplopen tot boven de 30 °C.

Bevolking

Ook Groenland behoort tot het Deense koninkrijk, evenals de Faeröer. Daarmee komt het inwoneraantal boven de 5,5 miljoen. Naast de Deense meerderheid in Denemarken, zijn er Groenlandse, Faeröerse en Duitse minderheden.

Grootste steden van Denemarken

De dertig grootste steden in Denemarken naar inwonertal zijn:

Nr. Plaats Inwoners Nr. Plaats Inwoners Nr. Plaats Inwoners
1. Kopenhagen 548.443 7. Kolding 57.087 13. Hørsholm 45.816
2. Aarhus 242.914 8. Horsens 52.998 14. Silkeborg 42.396
3. Odense 166.305 9. Vejle 50.832 15. Næstved 41.729
4. Aalborg 102.312 10. Roskilde 46.701 16. Fredericia 39.513
5. Esbjerg 71.459 11. Helsingør 46.189 17. Viborg 35.656
6. Randers 60.227 12. Herning 45.890 18. Køge 34.937
Nr. Plaats Inwoners Nr. Plaats Inwoners
19. Holstebro 34.024 25. Svendborg 27.113
20. Taastrup 32.260 26. Hjørring 24.892
21. Slagelse 31.918 27. Frederikshavn 23.331
22. Hillerød 29.951 28. Haderslev 21.293
23. Sønderborg 27.194 29. Nørresundby 21.120
24. Holbæk 27.157 30. Ringsted 20.767

Dit overzicht is gebaseerd op het inwonertal van 1 januari 2010.

Taal

De taal in Denemarken is Deens, een Noord-Germaanse taal met een aantal duidelijk onderscheiden dialecten. Duits wordt door een minderheid in Zuid-Jutland (Noord-Sleeswijk) gesproken. De belangrijkste immigrantentalen zijn het Turks, Urdu, Arabisch, Servo-Kroatisch, Faeröers, Zweeds en Noors.

Religie

jaar bevolking aanhangers percentage
1984 5 113 500 4 684 060 91,6%
1990 5 135 409 4 584 450 89,3%
2000 5 330 500 4 536 422 85,1%
2005 5 413 600 4 498 703 83,3%
2007 5 447 100 4 499 343 82,6%
2008 5 475 791 4 494 589 82,1%
2009 5 511 451 4 492 121 81,5%
2010 5 534 738 4 479 214 80,9%
2011 5 560 628 4 469 109 80,4%
2012 5 580 516 4 454 466 79,8%
2013 5 602 628 4 430 643 79,1%

Het christendom was rond 1100 algemeen doorgedrongen. In 1536 werd, vooral ten gevolge van de prediking door de ‘Deense Luther’ Hans Tausen, de reformatie van staatswege algemeen doorgevoerd. Vele oude kerkvormen werden overgenomen; ook de bisschopswijding bleef gehandhaafd. Net zoals in Noorwegen, IJsland en Liechtenstein is er in Denemarken sprake van een staatskerk, die echter officieel als Folkekirke (volkskerk) wordt gekwalificeerd. In het buurland Zweden werd de staatskerk in 2000 afgeschaft, wat aldaar leidde tot een forse afname (meer dan 10%) van het aantal leden. In dezelfde periode is de Deense staatskerk slechts 4% van haar leden kwijtgeraakt.

Het aantal Denen dat lid is van de staatskerk neemt jaarlijks met zo’n 0,6 procentpunt af. Per 1 januari 2013 behoorde 79,1% van de Denen toe tot de Folkekirke, de gevestigde Evangelisch-Lutherse kerk. Dit was 0,7 procentpunt minder dan een jaar eerder en 1,3 procentpuntpunt minder dan het jaar daarvoor. In Kopenhagen was 65% van de bevolking lid van de Folkekirke. Nevenstaande tabel toont gegevens uit de statistieken over 1984-2002 en 1990-2009 van het Kirkeministeriet. Gegevens over 2010 van StatBank.DK.

Naast de Folkekirke zijn er kleine minderheden van andere protestanten. Nadat in 1849 het alleenrecht van de lutherse godsdienst werd opgheven, kon de Katholieke Kerk, die geheel uit Denemarken was verdwenen, op beperkte schaal weer worden opgebouwd (zie ook: Katholieke Kerk in Denemarken). Moslims vormen ongeveer drie procent van de Deense bevolking. De Deense media hebbben na de aanslagen op 11 september 2001 in de Verenigde Staten stevige kritiek geuit op de islam.

Politiek en overheid

Staatsinrichting

Denemarken is een constitutionele monarchie die volgens de grondwet van 1953 geregeerd wordt.

De wetgevende macht wordt bekleed door de monarch (die ook staatshoofd is) samen met het parlement, het Folketing, dat uit één kamer met 179 direct gekozen leden bestaat. Het parlement wordt samengesteld door een combinatie van een districtenstelsel en evenredige vertegenwoordiging. Sinds 1909 heeft geen enkele partij de absolute meerderheid gehad. Vanaf 1945 is de Socialdemokraterne (Sociaaldemocratische Partij) lange tijd de belangrijkste politieke partij geweest, maar eind jaren negentig begon de trend te keren. Rechtse stromingen als het nationalisme/conservatisme en het liberalisme kwamen sterk in opkomst en een centrum-rechtse coalitie regeerde met gedoogsteun van de Dansk Folkeparti (Deense Volkspartij). Sinds 3 oktober 2011 hebben de sociaaldemocraten de teugels weer in handen.

De uitvoerende macht wordt uitgeoefend door de monarch en door zijn of haar ministers, die door de eerste minister worden geleid. Deze laatste is tevens het hoofd van de regering. Het kabinet van ministers is verantwoording schuldig aan de Kamer en moet de steun van de meerderheid van dat orgaan hebben. Parlementsleden die tot minister worden benoemd, blijven lid van het parlement.

  • Staatshoofd: koningin Margaretha II (sinds 1972).
  • Regeringsleider: Helle Thorning-Schmidt (sinds 3 oktober 2011).
  • Onafhankelijkheid: vóór de 8e eeuw.
  • Parlement (folketing): één kamer, 179 leden, termijn van vier jaar.

Bestuurlijke indelingKaart_Denemarken

Bestuurlijk was Denemarken tot 2007 verdeeld in 13 provincies en één autonome stad, Kopenhagen. Er waren 270 gemeenten. Lokale en regionale overheden hadden een grote mate van autonomie, die reeds was gegarandeerd in de grondwet van 1849. De Denen beschouwen de lokale autonomie als een van de meest verregaande in de wereld.

Sinds 1 januari 2007 bestaat Denemarken uit 5 regio’s (regioner) en 98 gemeenten.

Onderwijs

Het Deense systeem van openbaar onderwijs werd grotendeels in de 19e eeuw ontwikkeld. Het basisonderwijs bestaat uit een basisschool (bijvoorbeeld Folkeskole) waar men 9 of 10 jaar les moet volgen om over te kunnen gaan naar een hoger onderwijs.

Er zijn universiteiten in Aarhus, Kopenhagen, Odense, Aalborg en Roskilde.

Economie

Lange tijd was Denemarken hoofdzakelijk een landbouwland, maar na 1945 breidde het land zijn industriële sector drastisch uit, zodat deze tegenwoordig meer dan 25% en de landbouw minder dan 5% aan het bruto binnenlands product bijdraagt. Andere traditionele industrieën van Denemarken zijn de visserij en scheepsbouw, maar deze zijn ook afgenomen. Toch heeft Denemarken zijn landelijk karakter grotendeels behouden. Financiële en andere diensten, de handel en de vervoerssector zijn ook belangrijk voor de economie van het land. De koopkracht per hoofd van de bevolking was in 2005 de op vijf na hoogste ter wereld.

De belangrijkste landbouwproducten van het land zijn wortelgewassen (bieten, koolraap en aardappels) en graangewassen (gerst, haver en tarwe). Er is veeteelt (varkens, rund- en pluimvee) en een grote visindustrie. Denemarken bezit een commerciële vloot van aanzienlijke grootte. De belangrijkste vervaardigde producten omvatten voedingsmiddelen (vooral vlees en zuivelproducten), chemische producten, machines, metaalproducten (die bijna volledig van ingevoerde grondstoffen worden gemaakt, aangezien Denemarken praktisch geen delfstoffen heeft), elektronische en vervoersapparatuur, bier, textiel en houten producten. Het toerisme is ook een belangrijke industrie.

De belangrijkste uitvoerproducten van Denemarken zijn landbouwproducten en industriële machines, teak en eiken meubilair, vlees, vis en metalen; de belangrijkste importproducten zijn machines, metalen, motorvoertuigen en brandstoffen. Belangrijke handelspartners van het land zijn Duitsland, Zweden, het Verenigd Koninkrijk en andere landen in de Europese Unie evenals de Verenigde Staten. Denemarken had in de jaren tachtig van de 20e eeuw met ernstige economische problemen te kampen, en in de jaren negentig had het een hoog werkloosheidscijfer, grote uitgaven in de openbare sector en een grote buitenlandse schuld. Een strak fiscaal en monetair beleid leidde echter tot economisch herstel.

Verkeer en vervoer

Denemarken heeft een uitgebreid wegennet. Het Deense autosnelwegennet heeft een gezamenlijke lengte van ruim 1000 km. Alle grote eilanden zijn door tunnels en bruggen met elkaar verbonden. De Sontbrug verbindt Denemarken met Zweden, de Grote Beltbrug verbindt Funen en Seeland en de Kleine Beltbrug verbindt Jutland met Funen; de Fehmarnbeltbrug is een geplande brug tussen Duitsland en Denemarken. De wegen zijn tolvrij, met uitzondering van een aantal grote bruggen.

In Denemarken ligt in totaal ongeveer 2.100 kilometer aan spoorwegen. De Danske Statsbaner is de grootste vervoerder op het gebied van reizigersvervoer. Kopenhagen beschikt over een metro, alsook over de luchthaven van Kopenhagen, het belangrijkste vliegveld van het land. Verder zijn er luchthavens in Esbjerg, Aarhus, Aalborg en Billund.

Hanstholm is het vertrekpunt van diverse veerdiensten. Smyril Line vaart wekelijks naar Bergen (Noorwegen), Seyðisfjörður (IJsland), Tórshavn (Faeröer), Lerwick (Shetlandeilanden) en Scrabster (Schotland). Fjord Line vaart vanuit Hanstholm naar Egersund, Stavanger en Bergen. Master Ferries vaart naar Kristiansand. Deze stad wordt vanuit Hirtshals ook door Color Line bevaren. Stenaline bevaart de routes Fredrikshaven- Oslo en Fredrikshaven – Göteborg. Verder is er een veerdienst van Scandlines tussen Puttgarden en Rødby. Van Bornholm vaart BornholmerFærgen naar Køge en Ystad, met verbindingen naar Kopenhagen. Van Esbjerg vaart men ook naar Fanø.