Turkse vlagTurkije, officieel de Republiek Turkije (Türkiye Cumhuriyeti), is een transcontinentale staat, die zowel in Azië als in Europa ligt. Turkije is een democratische rechtsstaat en een parlementaire republiek met een president aan het hoofd. De hoofdstad en de regeringszetel van het land is Ankara.

Het oudste en westelijke deel van de grootste stad Istanboel, en het gebied ten westen daarvan ligt in Europa. Het Aziatische en het Europese deel worden gescheiden door de Dardanellen, de Zee van Marmara en de Bosporus, die gezamenlijk de Middellandse Zee met de Zwarte Zee verbinden.

Turkije wordt begrensd door Bulgarije, Griekenland, Georgië, Armenië, Azerbeidzjan, Iran, Irak en Syrië. Turkije heeft in totaal 6530 km kustlijn. Het land ligt voor het grootste deel in Azië, op het schiereiland Anatolië tussen de Middellandse Zee en de Zwarte Zee, maar om politieke, geschiedkundige en culturele redenen wordt het dikwijls tot Europa gerekend.

Etymologie

De naam van Turkije, Türkiye in het Turks, is te verdelen in twee woorden: Türk, betekent “sterk” in het Oudturks en duidt meestal de inwoners van Turkije of een lid van de Turkse volkeren aan, een latere vorm van “Tu-kin”, een naam gegeven door de Chinezen aan de bewoners ten zuiden van het Altajgebergte van Centraal-Azië al in het jaar 177 v.Chr.; en het abstracte achtervoegsel -iye (afgeleid van het Arabische achtervoegsel -iyya, maar het wordt ook geassocieerd met het middeleeuws Latijnse achtervoegsel -ia in Turchia, en het Byzantijns Griekse achtervoegsel -ία in Τουρκία), dat “eigenaar” of “gerelateerd aan” betekent. Het eerste geregistreerde gebruik van de term “Türk” of “Türük” als een endoniem is geattesteerd in de Orchoninscripties van de Göktürken van Centraal-Azië (ca. 8e eeuw v.Chr.).

Geschiedenis

Het Turkije van vóór de komst der Turken wordt doorgaans Klein-Azië of Anatolië genoemd. Anatolië heeft een voorgeschiedenis die vele duizenden jaren teruggaat, waarin volkeren als Hettieten, Frygiërs, Lydiërs, Urarteërs, Armeniërs en Grieken een grote rol hebben gespeeld.

In de 2e eeuw v.Chr. kwam Anatolië in de invloedssfeer van het Romeinse Rijk. Anatolië was de eerste provincie van het Romeinse Rijk waar een groot deel van de bevolking overging tot het christendom. Toen het westelijk deel van het Romeinse Rijk in verval raakte (omstreeks 400 na Chr.), werd Anatolië deel van het Oost-Romeinse of Byzantijnse Rijk, met Constantinopel als hoofdstad.

In die periode maakte de reeds eerder begonnen hellenisering grote vooruitgang. Het gebied werd grotendeels Griekstalig, met uitzondering van het oostelijke deel waar de Koerden en Armeniërs hun eigen taal behielden.

De Turken in het huidige Turkije zijn de afstammelingen van Oghuz-stammen die vanuit Centraal-Azië Anatolië hebben veroverd. In 1071 versloeg de Seltsjoekse leider Alp Arslan de Byzantijnse keizer Romanus IV in de Slag bij Manzikert. Dit resulteerde in de stichting van een Seltsjoeks sultanaat rond de stad Iconium.

In 1176 deed de Byzantijnse keizer Manuel I een laatste poging om de in Centraal-Anatolië gevestigde Seltsjoeken te onderwerpen, maar zijn leger leed in de Slag bij Myriokephalon een zware nederlaag. Toen de kruisvaarders in 1204 Constantinopel veroverden, raakte het Byzantijnse Rijk zodanig verzwakt, dat in de komende eeuw vrijwel geheel Anatolië in handen van de Turken viel.

In 1453, ongeveer 200 jaar na de stichting van het Ottomaanse Rijk, veroverden de Turken Constantinopel. Deze stad werd de nieuwe hoofdstad van het Rijk. Dit luidde een periode in van culturele bloei en verovering van en heerschappij over grote delen van het Midden-Oosten, de Balkan en Noord-Afrika.

Het Ottomaanse Rijk kende zijn bloeitijd in de 16e eeuw. Daarna trad het verval langzaam in en heroverden Oostenrijk en Rusland grote delen van het Ottomaanse grondgebied.

De macht van de Ottomanen in de Middellandse Zee maakte ook de eerste betrekkingen tussen de Turken en Nederlanders mogelijk. Het Ottomaanse Rijk verkeerde in oorlog met de Heilige Liga waar Spanje deel van uitmaakte. Gezien de gezamenlijke vijand zocht Willem van Oranje contact. Dit deed hij via Josef Nasi, een internationaal bankier die als Sefardische Jood gevlucht was voor de onderdrukkingen in Antwerpen en zich in Istanboel vestigde. Deze betrekkingen dateren vanaf 1571 en schilderijen die uit de 16e eeuw dateren, tonen de Turkse handelaren in de binnensteden die veel invloed hadden in de Nederlandse economie.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog kozen de Ottomanen partij met Duitsland, Oostenrijk en Bulgarije. Zij verloren de oorlog. De Ottomanen werden teruggedrongen tot hun kerngebied in Anatolië. Tijdens en kort na de oorlog werden diverse bevolkingsgroepen, zoals de Grieken, Armeniërs, Assyriërs gedwongen te verhuizen. Vele Armeniërs kwamen hierbij om het leven. Er woedt thans, 90 jaar na dato, een hevige discussie of er hierbij sprake is van uitlokking en volkerenmoord. Het officiële Turkse standpunt is dat er bij elke bevolkingsgroep tijdens de Eerste Wereldoorlog in Anatolië slachtoffers vielen en geen ervan heeft exclusiviteit ten aanzien van genocide. Buiten Turkije wordt het echter algemeen gezien als volkerenmoord.

Het Sykes-Picotverdrag (1916) en het Verdrag van Sèvres (1920) regelden de verdeling van het Ottomaanse Rijk onder de overwinnaars. Omdat dit laatste verdrag feitelijk het einde van een Turkse staat in Anatolië inhield werd het door de Turken niet geaccepteerd. Het westelijk deel van Anatolië werd Grieks, zuidelijke delen kwamen onder Italiaanse, Britse en Franse controle. Voor de Turken was slechts het noordelijk deel gereserveerd. De Turken namen het daarom in de Turkse onafhankelijkheidsoorlog op tegen de geallieerden. Het was de legerleider Mustafa Kemal (die later de naam Atatürk aan zou nemen) die een bepalende rol speelde.

Hij tekende ook de Vrede van Lausanne (1923), die een eind maakte aan de oorlog en de grenzen van het nieuwe Turkije vastlegde. Hij stichtte op 29 oktober 1923 de Republiek Turkije.

Mustafa Kemal lanceerde hierna zijn politieke visie, het kemalisme geheten, die Turkije moest moderniseren. Zijn hervormingen waren een radicaal vervolg op de Tanzimat-periode in de 19e eeuw, waarin de islamitische rechtspraak (sharia) al grotendeels was ontmanteld (1858) en alle burgers aan elkaar gelijk werden gesteld ongeacht religie of etniciteit. De hervormingen van Atatürk echter gingen veel verder; hij schafte het kalifaat af en maakte van Turkije een streng seculiere staat naar Frans model (zie Laïcisme). Ook verving hij officieel het Arabische schrift met het Latijns, een hervorming die in 1862 ook al was voorgesteld tijdens de Tanzimat-periode, door Ottomaans staatsman Münuf Pasha. Het Latijns schrift was feitelijk al in gebruik in een groot deel van de Turkstalige wereld, met name in Centraal-Azië, hoewel dit werd onderdrukt en uiteindelijk verboden door Stalin. Veel traditionele kledingstukken werden verboden, moderne werden verplicht, en ook de hoofddoek in openbare ruimtes was niet langer toegestaan.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog bleef Turkije lange tijd neutraal omdat eerdere oorlogen (bijvoorbeeld Balkanoorlogen en een jaar later de Eerste Wereldoorlog) het veel ellende en leed hadden bezorgd. Achter de schermen verschaften de Turken echter inlichtingen aan Duitsland in ruil voor Duitse steun aan het panturkisme, wat neerkwam op de Duitse belofte voor onafhankelijkheid van Turkse republieken in Rusland na de overwinning op dit land. In de Balkan en de Kaukasus dienden ook enkele tienduizenden Turkse en Azerbeidzjaanse soldaten in lokale SS-afdelingen.

Tegelijkertijd was Turkije tijdens de oorlog een springplank naar Israël voor honderdduizenden Joden die uit Oost-Europa waren gevlucht. De Turkse regering wist via haar ambassades in de door Duitsland bezette gebieden ook enkele duizenden Joden te redden; een bewijs dat de persoon in kwestie afstamde van een uit Turkije gemigreerde Jood was voldoende om een Turks paspoort te verkrijgen en in sommige gevallen nog van de deportatietrein af gehaald te worden. In februari 1945 verklaarde Turkije – voornamelijk symbolisch – Duitsland en Japan de oorlog. In 1952 traden Turkije en Griekenland tegelijkertijd toe tot de NAVO. Hierdoor kreeg de NAVO toezicht op de Bosporus, een belangrijke scheepvaartroute voor de Russen.

In 1960, 1971 en 1980 pleegde het leger een staatsgreep. In deze jaren werd het links/rechts-paradigma in de straten uitgevochten, waarbij vele duizenden doden vielen. Na de legercoup van 1980 werden zo’n 200.000 jongeren vervolgd door de junta, en honderden ter dood veroordeeld. Na enkele jaren militair bestuur kwam er echter steeds weer een civiele regering. De staatsgreep van 1980 werd niet geaccepteerd door de Raad van Europa en de EG en leidde tot schorsing van het lidmaatschap van de Raad van Europa en schorsing van het associatieverdrag met de EG.

In 1960 werd tussen Turkije, Engeland en Griekenland een garantieverdrag gesloten omtrent het eiland Cyprus, dat tot dan toe aan de Britten toebehoorde maar door etnische spanningen in een staat van onrust verkeerde. Dit verdrag stond militair ingrijpen toe als de status quo die tijdens de onafhankelijkheid in 1959 was afgesproken, ondermijnd werd. In dat verdrag werd onder meer bepaald dat Cyprus zich niet mocht binden of aansluiten bij andere staten (artikel I). Conform artikel IV was dan ingrijpen toegestaan. In 1974 vielen Turkse troepen op grond van het dit Garantieverdrag het noorden van Cyprus binnen na een coup van Nicos Sampson, die de leiding had van de door de Griekse junta gesteunde rebellenorganisatie EOKA.

Het doel van de EOKA was de Enosis, aansluiting van het gehele eiland bij Griekenland. De coup van Sampson was voor de Turkse legerleiding de directe aanleiding. Het eiland verkeerde echter ook al geruime tijd in staat van burgeroorlog, regelmatig werden aanslagen gepleegd waarbij veel Turken en Grieken omkwamen. Na de interventie van het Turkse leger keerde de rust op het eiland terug, maar uiteindelijk resulteerde het wel in de scheiding van het eiland in een Grieks- en een Turks-Cypriotische republiek. Ook ontstond na de Turkse inval een stroom van vluchtelingen van noord naar zuid en omgekeerd. Veel Grieken en Turken moesten hun huizen verlaten en kunnen sindsdien geen aanspraak maken op hun bezittingen. De Turks-Cyprioten zijn daarnaast in de situatie terechtgekomen dat alleen Turkije hun soevereiniteit erkent. Verder erkende enkel Pakistan tijdelijk officieel de Turkse Republiek Noord-Cyprus. Enkele andere Turkstalige landen hebben wel economische en culturele relaties met Noord-Cyprus. Ze hebben echter, mogelijk vanwege internationale druk of eigen separatistische problemen, nooit openlijk de Turkse regering erkend. Rusland heeft aangeboden Turks-Cyprus te erkennen als Turkije de onafhankelijkheid van Zuid-Ossetië en Abchazië erkent.

Sinds 1980 strijden de separatistische Koerden in Oost-Turkije voor (gedeeltelijke) autonomie. Turkije erkent hun cultuur wel maar separatisme is verboden. Koerdisch onderwijs werd niet door de staat verzorgd totdat rebellenleider Abdullah Öcalan opgepakt werd door de Turkse commando’s in Kenia. Lange tijd werd zelfs het gebruik van de Koerdische taal verboden. De Koerdische groepering PKK (Partiya Karkeren Kurdistane) – Arbeiders Partij Koerdistan) voerde jarenlang een guerrilla, maar na de arrestatie van hun leider Öcalan is de guerrilla geluwd. Op 4 april 2002 besloot de partij de gewapende strijd op te geven, maar deze werd enkele maanden later alweer opgepakt. Deze organisatie is als een terroristische groepering aangeduid onder andere in de Europese Unie, de Verenigde Staten, de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie en Turkije.

Sinds 2002 is in Turkije de partij AKP aan de macht met premier Recep Tayyip Erdoğan.

Sinds 3 oktober 2005 onderhandelen Turkije en de Europese Unie over mogelijke toetreding van Turkije tot de EU.

Fysische geografie

Fysieke kenmerken

Turkije heeft een oppervlakte van 783.562 km². De Turkse grens heeft een totale lengte van 2627 km, waarvan met Armenië 268 km, Azerbeidzjan 9 km, Bulgarije 240 km, Georgië 252 km, Griekenland 206 km, Iran 499 km, Irak 331 km, Syrië 822 km. De kustlijn is 7200 km lang. Het hoogste punt van Turkije is de berg Ararat, met een hoogte van 5165 m.

De hoofdstad Ankara telt 4,1 miljoen inwoners en is daarmee de op een na grootste stad van Turkije; alleen Istanboel met 12,5 miljoen inwoners is groter. Andere steden met meer dan 1 miljoen inwoners zijn İzmir (3,1 miljoen), Bursa (2,1 miljoen) en Adana (1,6 miljoen).

Geologie

Turkije ligt in een gebied met een complexe tektonische structuur. Het grootste deel van Turkije ligt op de Anatolische Plaat. Deze kleine tektonische plaat zit in het oosten als het ware ingeklemd tussen de naar elkaar toe bewegende Euraziatische en Arabische platen.

In het noorden, langs de zuidoevers van de Zwarte Zee, wordt de Anatolische Plaat begrensd door de Euraziatische Plaat. Hier loopt de Noord-Anatolische Breukzone. Deze breukzone heeft vele zware aardbevingen veroorzaakt. De begrenzing met de Arabische Plaat wordt gevormd door de Oost-Anatolische Breukzone. Dit is de breukzone waarlangs de beving bij Bingöl op 1 mei 2003 zich naar men aanneemt heeft voorgedaan. Als gevolg van de grootschalige bewegingen wordt het Anatolische blok naar het westen gedreven. Dit veroorzaakt niet alleen seismische activiteit in het noorden en in het oosten van Turkije maar ook in het westen, langs de kusten van de Middellandse Zee, waar het aansluit bij de activiteit in Griekenland.

Klimaat en landschap

Turkije ligt niet alleen cultureel, maar ook qua klimaat op een kruispunt. Het oosten van het land en Centraal-Anatolië bezitten een uitgesproken landklimaat met zeer hete zomers en ijskoude winters waarin zeer veel sneeuw kan vallen. De gebieden langs de Middellandse Zee hebben een mediterraan klimaat terwijl de noordkust een gematigd zeeklimaat heeft. Het zuidoosten, uitgezonderd het berggebied in het extreme zuidoosten, is overwegend droog en plaatselijk zelfs woestijnachtig; Turkije heeft gedeelten met zeer weinig neerslag, waar dan ook zoutmeren zijn gevormd. Vanaf İzmir gaande van west naar oost neemt de hoeveelheid neerslag langzaam af, maar langs de noord- en zuidkust valt relatief veel regen, met name in het noordelijk kustgebergte.

Turkije ligt gemiddeld meer dan 1132 m boven zeeniveau en kent een groot aantal geïsoleerde gebergten die het lokale klimaat sterk beïnvloeden. Aan de noordzijde zijn dit onder meer de Uludag bij Bursa (2560 m; dag of daglari is Turks voor gebergte), het noordelijk kust- of regengebergte oostelijk en westelijk van Samsun (toppen tot 1775 m), Karagöl dag (3025 m), Zigana dag (3000 m), Soganli dag (3385 m) bij Giresun, Rize daglari (3711 m) en Kackar dag (3937 m) bij Trabzon (het klassieke keizerrijk Trebizonde). Aan de zuidzijde liggen langs de kust de Mentese Dag (1750 m), de Ak dag (3025 m) en de zeer uitgestrekte Taurus (3585 m) en de Aladag (3734 m). Geïsoleerd liggende gebergten in het oosten die een duidelijk eigen klimaat hebben, zijn de Süphan dag (4404 m) ten noorden van het Vanmeer dat zelf op 1720 m hoogte ligt, het Ararat-massief (5165 m), de Palandöken dag (3124 m), Sat daglari (3630 m) en de Cilo dag (4168 m) in het verre zuidoosten. De toppen van deze gebergten zijn vaak tot ver in het jaar besneeuwd, wat het omliggend gebied tot ver in het seizoen van smeltwater voorziet. In de streek rond Erzurum (op ca. 1850 m boven zeeniveau) duurt het groeiseizoen slechts drie tot vier maanden: van juni tot september; de rest van het jaar ligt er sneeuw. De klimaatomstandigheden hoog in de Turkse bergen zijn goed te vergelijken met die in de Alpen, hoewel hitte en kou wel extremer kunnen zijn.

Kenmerkend voor Turkije zijn uitgestrekte vlakten die aan alle zijden afgebakend worden door de gebergten. Door deze vlakten slingeren rivieren die voor een groot deel nog helemaal natuurlijk zijn, dus met vlechtpatronen, stroomruggen, rivierduinen, veel moerassen. Die moerassen kunnen zich over grotere oppervlakten uitstrekken, net als de stoffige zandwoestijnen in het centrale en zuidoostelijke deel. Centraal-Turkije ontvangt weinig regen maar heeft anderzijds een sterke verdamping waardoor er midden in de driehoek Konya – Ankara – Kayseri een groot zoutmeer, het Tuz Gölü is ontstaan. In het westen lijkt het landschap op dat van Griekenland: deels met bos begroeid heuvelland, plaatselijk tot berglandschap, met veel kleinere en een enkele grotere rivier, de Menderes, ofwel Meander.