Sinkiang of Xinjiang (Oeigoers: شىنجاڭ, ULY: Sinjiang; Chinees: 新疆, pinyin: Xīnjiāng, IPA: ɕíntɕjáŋ, vertaling: nieuwe grens) is een autonome regio in het noordwesten van China. Sinkiang beslaat 1.650.257 km². De hoofdstad van Sinkiang is Ürümqi. De naam Sinkiang is een verbastering van het Mandarijnse Xīnjiāng (新疆), dat “nieuwe grens” betekent. Vanaf de 3e eeuw v.Chr. is het gebied wisselend door de Chinezen en lokale heersers geregeerd, tot het communistische regime in China in de jaren 50 een einde maakte aan de autonomie. De oorspronkelijke bewoners van het gebied zijn de Oeigoeren, een Turks volk, die cultureel en taalkundig gezien tot Centraal-Azië behoren. Zowel in Perzische als Arabische historische kronieken wordt gesproken over Oost-Turkestan. De regio staat ook bekend als “Chinees Turkestan”, een naam die tot de 20e eeuw gebruikt werd om het te onderscheiden van Russisch Turkestan. Tegenwoordig bestaat de bevolking echter uit ongeveer even grote groepen Oeigoeren en Chinese kolonisten die zich sinds de jaren 50 in het gebied gevestigd hebben. De Chinese regering voert een politiek van sinificatie, waarbij gebruik van het Oeigoers ontmoedigd wordt en zowel de migratie van Chinezen naar het gebied als de assimilatie van Oeigoeren in de Chinese cultuur en economie gestimuleerd worden. De Oeigoerse en Chinese gemeenschappen leven echter op gespannen voet en strikt gescheiden van elkaar.

Geschiedenis

Archeologie

In Sinkiang zijn vele tientallen goed bewaarde mummies gevonden die wellicht zo’n 4000 jaar oud kunnen zijn. Zij zijn waarschijnlijk op natuurlijke wijze bewaard gebleven, in tegenstelling tot de mummificatie zoals die in het oude Egypte werd toegepast. In het regionaal museum van de hoofdstad Ürümqi zijn onder andere dergelijke mummies te zien, alsmede archeologische vondsten die te maken hebben met de zijderoute.

Kruispunt van handelsstromen en culturen

Sinkiang, eertijds ook wel Oost-Turkestan of Chinees Turkestan genoemd, heeft sinds de oudheid een rol gespeeld in de uitwisseling tussen Centraal- en Zuid-Azië en Europa, zowel op religieus-cultureel vlak (boeddhisme, islam, Nestoriaans christendom en later missionarissen) als op commercieel vlak (de beroemde Zijdeweg). Deze contacten verliepen voor een belangrijk deel via een reeks oasestaatjes, die van tijd tot tijd door China onderworpen werden.

Zelfstandig en Chinees

Het zuiden van Sinkiang was een Chinees protectoraat van 206 v.Chr. tot 220 n.Chr. tijdens de Han dynastie. Aan het einde van de Tang-dynastie (618-907) grepen Turkse stammen diverse keren de macht en verkregen zo ook diverse keren een onafhankelijk kanaat. In de 13e eeuw werd het gebied veroverd door de Mongoolse leider Dzjengis Khan en in de 18e eeuw door de Mongoolssprekende Kalmukken. Tegen de 15e eeuw was de islam er de belangrijkste godsdienst geworden. Sinkiang kwam terug onder Chinees bewind tijdens de Qing-dynastie (1644-1911). Omdat het gebied ver verwijderd was van de hoofdstad Peking was de invloed van het centrale bestuur tamelijk beperkt en de echte macht lag vaak bij plaatselijke krijgsheren. Vanaf het midden van de 18de eeuw, toen de Mantsjoes er de Westmongolen versloegen, heeft het gebied sterk onder Chinese invloed gestaan. In 1875-1880 was het gebied door een islamitische opstand tijdelijk aan het Chinese gezag onttrokken; tenslotte werd Sinkiang in 1884 een provincie van China; de naam betekende dan ook nieuwe grens.

De Oeigoeren hebben o.a. de volgende kanaten gesticht in Oost-Turkestan en omgeving:

Periode Oeigoerse kanaten/republieken Hoofdstad
745 – 840 Orhun-Kanaat Karabalgasun
870 – 1036 Kansoe-Kanaat (heden provincie Gansu in China)
850 – 1275 Idikut-Kanaat (die grote delen van het huidige Sinkiang omvatte) Ordubalik
870 – 1212 Kanaat van de Karachaniden (gesticht door de Karluken en Oeigoeren Kashgar
1514 – 1678 Saidia-Kanaat Yarkand
verschillende onafhankelijke regio’s onder leiding van Hodja’s na de eerste Mantsjoe invallen in Oost-Turkestan
1866 – 1877 Koninkrijk Kashgarië (onder leiding van de krijgsheer Yakub Beg) Turfan / Turpan
12 nov. 1933 – 1934 Eerste Oost-Turkestaanse Republiek (gevolg van een volksopstand tegen de Chinese overheid)
12/11/1944 – 20/10/1949 Tweede Oost-Turkestaanse Republiek (gesteund door de Sovjet-Unie)

Communistisch bewind

Op 20 oktober 1949 werd Oost-Turkestan opgenomen in de Volksrepubliek China, opnieuw met de naam Sinkiang. In 1955 werd het een autonome regio (met de status van provincie). Kleinere administratieve eenheden werden geschapen voor Kirgiezen, Kazachen, Mongolen en andere bevolkingsgroepen. Tevens vond een sterke migratie van Chinezen naar Sinkiang plaats.

Conflicten in verband met de nomadische levenswijze van de grensbevolking en het opdringen van zowel Chinezen als Russen aan weerszijden van de grens leidden vooral in 1969 tot gewapende botsingen in het gebied van Tacheng. Daarnaast vinden er regelmatige opstanden tegen de Chinese machthebbers plaats, die zowel van etnische als religieuze oorsprong zijn.

Het Chinese assimilatiebeleid

De Chinese overheid heeft sinds 1990 gemengde huwelijke tussen Oeigoeren en Han-Chinezen officieel aangemoedigd.De overheid beloonde Han-Chinese vrouwen en dames met een bedrag van 3000 yuan (360 US$) in ruil voor de verhuizing naar deze regio. Eenmaal getrouwd wordt het de Oeigoeren haast onmogelijk gemaakt om te scheiden. Een echtscheiding wordt bestraft met 4000-5000 yuan (US$ 480-600) terwijl het gemiddelde maandsalaris slechts 200 yuan (US$ 24) is. Met een toestroom van ongeveer 7000 Han-Chinezen per dag naar deze provincie, zullen de Oeigoeren binnenkort een minderheid vormen in hun woongebied.Inmiddels is de provincie Sinkiang ook enkele rechten kwijtgeraakt ondanks de, op papier, autonome status. Oeigoeren mogen sinds september 2002 geen onderwijs meer volgen in hun eigen taal. Hiermee schendt Volksrepubliek China haar eigen grondwet die onderwijs in eigen taal voor minderheden in de autonome provincies garandeert.Ook worden op grote schaal historische woonwijken en moskeeën gesloopt voor de aanleg van wegen en nieuwe flats.Volwassen Oeigoeren worden in enkele districten gedwongen een maand lang zonder betaling voor de Chinese overheid op het land te werken, een praktijk die de Hasha heet.Ook minderjarigen worden soms door de Chinese overheid gedwongen om werk te zoeken, soms duizenden kilometers van hun woonomgeving. Betaling is vaak ondermatig, afwezig of veel te laat.Regelmatig demonstreren Oeigoeren tegen de onderdrukking door de Chinese overheid. Demonstraties zonder toestemming worden vrijwel altijd neergeslagen door Chinese oproerpolitie, die daarbij meestal massa arrestaties pleegt. Demonstranten worden vaak tot lange gevangenisstraffen veroordeeld.

Onrust juli 2009

Oorzaak van de onrust

In de nacht van 25 op 26 Juni 2009 vielen duizenden Han-Chinezen Oeigoerse migranten aan in een speelgoedfabriek in de stad Kanton in het zuiden van China, vanwege valse geruchten over de verkrachting van een Han-Chinese vrouw door Oeigoerse arbeiders. Bij de slachtpartij vielen volgens de Chinese overheid 2 doden en 118 gewonden maar volgens Oeigoerse bronnen vielen er veel meer doden en gewonden, omdat de Chinese politie pas na uren van geweld de arbeiders te hulp kwam.Gewelddadige beelden van de aanval verschenen binnen enkele dagen op internet en creëerden een diepe schok onder de Oeigoerse bevolking in Xinjiang, duizenden kilometers van het incident verwijderd.Volgens de Chinese overheid was 70% van de Oeigoerse arbeiders, waarvan de meerderheid vrouwen, vrijwillig uit Xinjiang weggegaan om te werken in de fabriek. Volgens de Oeigoeren zelf was echter veel meer dan 30% van hen door de Chinese overheid gedwongen om te migreren, en gingen veel families enkel akkoord met de migratie omdat ze de boetes voor weigeren niet konden betalen. Ook zou Sinificatie een belangrijke factor zijn, aangezien de gedwongen migratie vooral ongehuwde Oeigoerse vrouwen betrof.

Geweld in Xinjiang

Op 6 en 7 juli 2009 vielen volgens Chinese nieuwszenders zeker 156 doden, voor twee-derde Han-Chinezen, bij een uit de hand gelopen demonstratie tegen de moord op de Oeigoerse migranten in de fabriek in het zuiden van China.Volgens Oeigoerse bronnen zijn echter 200 tot 600 Oeigoeren vermoord door Chinese relschoppers en oproerpolitie en liep de demonstratie pas uit de hand nadat Chinese politieagenten het vuur openden op de demonstranten. De lokale Chinese overheid heeft toe gegeven dat Chinese oproerpolitie 12 Oeigoeren dood heeft geschoten tijdens de demonstraties  Amateurbeelden verschenen al snel op YouTube en andere sites. De Turkse president Erdoğan heeft de gewelddadigheden in Xinjiang geclassificeerd als genocide en de Turkse minister van buitenlandse zaken heeft Turken opgeroepen tot een boycott van Chinese producten.[18] Volgens Rebiya Kadeer, de leidster van de Oeigoeren in ballingschap, zijn na de demonstraties 10.000 Oeigoerse mannen opgepakt. De Chinese overheid spreekt op 3 Augustus van 2000 arrestanten.

Aardrijkskunde

Het gebied neemt ongeveer 1/8 van de totale oppervlakte van de Volksrepubliek China in. Het is de grootste provincie van China en grenst aan acht landen. Het bestaat uit twee bekkens die door het Tiensjangebergte van elkaar worden gescheiden. Het noordelijk bekken wordt ook wel Dzjoengarije genoemd. Dit steppegebied werd van oudsher door Kazachen, tegenwoordig een minderheid in het gebied, bewoond. Hier ligt ook de hoofdstad Ürümqi.

Het grotere zuidelijke deel wordt langs de randen gevormd door hoge gebergten, waaronder het Tiensjangebergte (het “Hemelgebergte”). Daartussen ligt het Tarimbekken, dat voor een groot deel wordt ingenomen door een onherbergzame woestijn, de Taklamakan. Langs de rand van de Taklamakan liggen vele oasen, gevoed door rivieren, zoals de Tarim, die in het omliggende bergland ontspringen. In deze oasen is geïrrigeerde landbouw mogelijk en hier woont het grootste deel van de islamitische Oeigoeren.

De belangrijkste rivieren zijn in het noordelijke bekken de Orongo, de Irtysj en de Ili, in het zuidelijke de Tarim met bronrivieren, die in het oosten in zoutmoerassen (Lob Nuur) uitmondt.

Het klimaat is extreem continentaal.

Steden en buurlanden

De belangrijkste steden van Sinkiang liggen bijna allemaal langs de zijderoute en zijn: Aksu, Altay, Fukang, Hami, Hotan, Karamay, Kashgar (Kashi), Korla, Kuqa, Miquan, Shihezi, Turpan, Ürümqi (hoofdstad), Yarkand en Yining

De buurlanden van Sinkiang zijn Afghanistan, India, Kazachstan, Kirgizië, Mongolië, Pakistan, Rusland en Tadzjikistan.

Bevolking

Sinkiang telt volgens de volkstelling van 2000 19,6 miljoen inwoners, vooral Oeigoeren (45%) en Han-Chinezen (41%). Daarnaast wonen er onder meer Kazachen (7%) en Hui (5%) en een heel klein aantal Kirgiezen (0,9%), Mongolen (0,8%) en Tataren (0,02%).

Het onafhankelijkheidsstreven werd en wordt tegengegaan door de komst van Han-Chinezen in deze regio: In 1949 was 6% in de regio Han-Chinees, tegenwoordig is dat 40%. Als gevolg hiervan is in de regio een sterke verandering te zien in de etnische demografie. Het grootste deel van de bevolking in de regio is islamitisch. De verhouding tussen de Chinezen en de islamitische Oeigoeren is zeer gespannen. De Oeigoeren werken meestal als sjasliekverkoper of taxichauffeur.

Talen

Naast het Chinees is in Sinkiang het Oeigoers, een Turkse taal, de belangrijkste taal. Daarnaast worden er door regionaal verspreide minderheden Kazachs, Tadzjieks en Kirgizisch gesproken. Voor de meeste Turkse talen (waartoe het Tadzjieks niet behoort) geldt overigens dat ze grotendeels onderling verstaanbaar zijn, zij het vaak met enige moeite.

In de 7e en 8e eeuw werd in het gebied Tochaars gesproken. Deze taal verdween echter na de inval van de Oeigoeren in de 9e eeuw.

Economie

Door het droge klimaat is meer dan 90% van het landbouwareaal aangewezen op bevloeiing. De belangrijkste landbouwproducten zijn tarwe, maïs en natte rijst. Andere producten zijn katoen en zijde. Sinkiang is het grootste wijnbouwgebied van west-China. Ook de veehouderij is er van belang.

Sinkiang is een van de rijkste mijnbouwgebieden van China: aardolie (onder meer nabij Karamay, dat “zwarte aarde” betekent in het Oeigoers), steenkool en uraanerts worden er geëxploiteerd. Daarnaast komen ijzererts, koper, zink, lood, wolfraam, molybdeen en andere mineralen voor. Na 1949 is de industrialisatie sterk toegenomen, zodat er thans onder meer staal-, non-ferro-, (petro)chemische, machine-, cement-, textiel- en levensmiddelenindustrie aanwezig is.

Behalve over enige oude karavaanwegen beschikt het gebied ook over enkele autowegen (voornamelijk langs de randen van de bekkens, o.a. autosnelwegen 312 en 314), een spoorlijn en geregelde luchtverbindingen tussen alle grotere plaatsen (o.a. Ürümqi Diwopu International Airport).

Het zoutmoeras van Lob Nuur wordt sinds 1964 gebruikt voor het uitvoeren van kernproeven.

Bezienswaardigheden

  • Dorpen en steden: Karghilik – Khotan – Kuqa – Ürümqi – Opal (met het Mausoleum Mahmoud Kashgari)
  • Zijderoutplaatsen: Kashgar (met de Id Kah-moskee) – Turpan – Yarkand – Yengisar
  • Natuurschoon: Altai-gebergte (met het Hanasmeer) – Tianchi (Hemels Meer) – Karakoram-weg – Sayrammeer – Yining en Ili-vallei